Boter voor de arme lui
De levensomstandigheden van de mensen veranderden ingrijpend met de opkomst van het industriële tijdperk. Het voedsel voor de arbeider was eenzijdig en ontoereikend in verhouding tot de inspanningen die hij moest leveren. Kunstboter zou een bijdrage kunnen leveren.
De productiemethode voor margarine werd in Frankrijk ontwikkeld. De scheikundige Mège Mouriès verkreeg de opdracht en in 1869 vroeg Mouriès patent aan en gaf het de naam ‘oleomargarine’, afgeleid van het Griekse ‘margarites’, dat parel betekent.
Jurgens(links) en niet veel later zijn Osse stadgenoot Van den Bergh(rechts), beiden handelaars in boter, reisden
naar Parijs om het procedé in werking te zien. Het idee was nog in een primitief stadium, maar zij
zagen onafhankelijk van elkaar mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. Beide zouden uitgroeien tot
belangrijke margarinefabrikanten.
Magere melk, een bijproduct bij de roomboter bereiding, werd de basis voor het maken van kunstboter.
Brabantse boterfabrieken waaronder Drunen, werden benaderd voor de levering van ondermelk. De ondermelk
levering aan Van den Bergh heeft Van Kessel heel wat hoofdbrekens gekost.
Uit het verslag van de bestuursvergadering: “De vergadering ziet heel goed dat we met een jood te doen hebben en
de directeur zal wel eens vertellen wat er voorgevallen is.”
Lees meer over de ontwikkeling van armeluisboter en de problemen die dit met zich meebracht in Leve de stoom!