Boterhandelaars, -mengers en -knoeiers
‘De boterhandelaars, bijna allen botermengers en boterknoeiers voerden strijd tegen den eerlijken boterhandel,
de botercontrole en het rijksbotermerk’, zegt Sjef van Kessel in zijn memoires. Omstreeks 1872 begonnen de
boterhandelaren Jurgens en Van den Bergh in Oss onafhankelijk van elkaar met de productie van margarine.
Waarom juist in Oss? Lees het in Leve de stoom!
De F.N.Z (Federatie van Nederlandse Zuivelfabrieken) heeft in de eerste jaren van haar bestaan vooral
strijd tegen geleverd tegen knoeierij in de boterhandel. Nederlandse boter had zijn goede naam in het buitenland bijna geheel verloren.
Om aan de knoeierijen het hoofd te bieden werden in veel dorpen botermijnen opgericht. In Leve de stoom!
vertelt Van Hulten hoe in Udenhout (1862) enkele vooruitstrevende boeren een botermijn oprichtten. Boterproductie
en -handel zou volgens verwachting in de toekomst sterk groeien.
Aan het begin van de 20ste eeuw controleerden en merkten de mijnen alle boter voordat er geveild werd.
Kwaadwillende Brabantse boterhandelaars poogden de botermijn van Eindhoven te dwarsbomen door hogere prijzen
te bieden aan boeren die buiten de mijn om verkochten.
Deze pogingen mondden uit in een regelrechte boteroorlog (1904). Hoe dit afliep: Lees het in Leve de stoom!